> U bevindt zich hier: Geschiedenis - Prehistorie - 1800-1900 - 1900-1975 - Heden

1800 – 1900

De provicienaam

e naam Limburg wordt pas sinds 1815 gebruikt om het gebied van de huidige Nederlandse en Belgische provincie mee aan te duiden. In dat jaar besloot koning Willem I de toen nieuwe provincie, die voorheen uit een lappendeken van gebiedjes bestond, Limburg te noemen. Deze naam raakte snel ingeburgerd en tegenwoordig is men er in Limburg sterk aan gehecht. Hij is rechtstreeks afkomstig van het oude hertogdom Limburg, en dus indirect van het kasteel Limburg in het huidige plaatsje Limbourg in de provincie Luik.

Het toponiem Limburg komt in Duitsland vaker voor; bijvoorbeeld een bekende Duitse plaats is Limburg an der Lahn. Ook het in Nederland gelegen Limbricht (nabij Sittard) zou oorspronkelijk Limburg (Lemborgh) geheten hebben. Er bestaat echter geen sluitende verklaring voor deze oude naam. Sommige bronnen verklaren hem als slangen- of drakenburcht. Hierbij zou Lim- een verbuiging zijn van lint, dat te verklaren valt als lintworm, slang of draak. Andere bronnen keren voor de naamsverklaring terug naar het Indo-Germaanse en Keltische woorddeel lint, met de betekenis moeras.

Abdij Rolduc en haar rol in de kolenwinning

Rolduc (1104-1796): abdij
Rolduc (1831-1840): kleinseminarie bisdom Luik
Rolduc (1843-1946): befaamd internaat voor Nederland en daarbuiten
Rolduc (1946-1971): kleinseminarie bisdom Roermond
Rolduc (1970-heden): Conferentieoord & Hotel Rolduc en grootseminarie van het bisdom Roermond (sinds 1974).

Anno 1104 besloot een jonge priester, Ailbertus van Antoing, samen met zijn twee broers het klooster in Doornik te verlaten. Ze migreerden naar het land van Rode (Kerkrade/'s-Hertogenrade) om daar een klooster te stichtten op het land van graaf Adelbert van Saffenberg aan de Ahr. Dit vormt het begin van de latere abdij Rolduc in het Land van 's-Hertogenrade.

In 1106 begon hij samen met Embrico van Mayschoss met het bouwen van een crypte die in 1108 voltooid was. Ze legden samen de fundamenten van de kloosterkerk die in 1109 gereed kwam. Na onenigheid over de verdere bouw besloot Ailbertus in 1111 weg te gaan. Hij stierf in het jaar 1122 te Sechtem bij Bonn. Na meer dan 750 jaar, in 1895, werd zijn gebeente in de crypte bijgezet in een rijkelijk met beeldhouwwerk versierde sarcofaag. In 2005 werd een proces gestart dat moet leiden tot zijn zaligverklaring.

Na Ailbertus vond men niemand geschikt om overste te worden. Daarom kwam een zekere Richer uit het klooster van Rottenburg in Beieren. Sinds 1119 was Rolduc een klooster voor Augustijner koorheren.

De abdij heeft in zijn bestaan veel aanslagen en branden overleefd. Haar bestaan is ook te danken aan de 17e-eeuwse abt Winandus Lamberti die streed voor het klooster. De abten van der Steghe (1667-1682) en zijn opvolger Bock (1683-1712) hervormden de abdij om het religieuze leven te herstellen. Abt van der Steghe liet de westvleugel en de watertoren met de zonnewijzer bouwen tussen 1671 en 1676.

Vanaf 1742 ging de abdij onder het bewind van abt Rauschaw (1733-1745) in eigen beheer aan kolenwinning doen. In 1766 verkreeg de abdij het recht van ontginning (een concessie) onder openbare wegen en gemeentegronden. Door een professionele aanpak van de mijnbouw in de 18e eeuw leverde dit rendabele inkomsten op. In 1753 werd aan de oostkant van de abdij de Fabritius- of Morettivleugel gebouwd en werd de rococobibliotheek opgeleverd. In deze bibliotheek bevindt zich het Catalogus Librorum, uit 1230 dat honderdveertig theologische en zesentachtig filosofische en klassieke werken bevat.

Abdij Rolduc

In 1796 werd de abdij door de Fransen opgeheven, de monniken moesten Rolduc verlaten en de gebouwen stonden daarna 35 jaar lang leeg. De steenkoolmijnbouw ging over op de domaniale mijn.

Tussen 1831 en 1840 was Rolduc een kleinseminarie van het bisdom Luik. In 1843 werd het een internaat voor jongens uit de betere rooms-katholieke kringen. Veel invloedrijke katholieken (o.a. Lodewijk van Deyssel en Alphons Ariëns) waren rolduciens. In 1946 werd Rolduc weer een kleinseminarie, nu voor het bisdom Roermond. Na de restauratie werd Rolduc opengesteld als centrum voor scholen en congressen. Sinds 1970 is Rolduc een centrum voor congressen, studenten, toeristen en allerlei andere evenementen.

Sinds 1974 is het seminarie van het bisdom Roermond er gevestigd. In 1974 werd de mijnbouwcollectie van het streekmuseum van kasteel Erenstein in een nieuw mijnmuseum in Rolduc ondergebracht. In 1995 werd dit museum gesloten en verhuisde de collectie naar het Industrion.

Sir Humphry Davy (17 december 1778 – 29 mei 1829). Uitvinder van de Davylamp (Veiligheidslamp).

De Davylamp, ook wel Davy genoemd, is een benzinelamp in 1815 uitgevonden door Sir Humphry Davy waarmee gevaarlijke gassen als methaan en kooldioxide in een ondergrondse kolenmijn kunnen worden vastgesteld.
Humphry Davy werd geboren in Penzance in Cornwall (Engeland).

Davy werd bekend door zijn ervaringen met de fysiologische gevolgen van sommige gassen, waaronder lachgas (stikstofoxide N2O). In 1801 werd hij genomineerd als professor aan het Royal Institution van het Verenigd Koninkrijk en lid van de Royal Society waar hij later president van zou zijn.

In 1800 introduceerde Alessandro Volta de eerste elektrische batterij. Davy gebruikte deze om zouten in hun elementen te scheiden door middel van wat nu bekend staat als elektrolyse.

Sir Humphry Davy