Staatsmijn Hendrik

Staatsmijn Hendrik 1915 - 1963

Kaart concessie Staatsmijn Hendrik

Productiegegevens : 61.203.000 ton

an de rand van de Brunssummerheide, op een schrale zandberg, de Doeveberg, verrezen de gebouwen van de Staatsmijn Hendrik. Op 27 november 1912 werd begonnen met de bouw van de schachten. Voor Brunssum brak een nieuwe tijdperk in zijn geschiedenis aan. Na een kleine productie in 1917, kwam de mijn op 1 januari 1918 in bedrijf. Het aanlegwerk ging tot aan de sluiting door.

De staatsmijn Hendrik stond in de Brunssumse wijk Rumpen, maar was oorspronkelijk gepland in de gemeente Schinnen nabij Hoensbroek, met name in het gebied tussen de Moutheuvel en Hommert. De staatsmijn Hendrik produceerde hoofdzakelijk gasrijke vetkool die bewerkt werd tot cokes voor industrieel gebruik.

Vlak voor de Tweede Wereldoorlog werd een aanvang gemaakt met de aanleg van de 700 en 855 meter verdiepingen, maar pas halverwege de jaren vijftig werden de uitbreidingswerkzaamheden hervat. Ze werden in 1959 afgesloten met de ingebruikname van de 855 meter verdieping, die bedoeld was om de vetkool noordelijk van de Feldbiss-breuk te ontginnen. Er waren nog verdere uitbreidingen gepland; in 1959 was schacht IV nog niet in productie, maar reikte toen al tot 1058 meter, waarmee de schacht de diepste mijnschacht van Nederland was. Zij is daarmee niet het Laagste punt van Nederland. Daarvoor gelden nadere criteria.

In 1963 werd de staatsmijn Hendrik geïntegreerd met de in het nabije Treebeek gelegen staatsmijn Emma, waarmee ze al van tevoren ondergronds verbonden was. Daarna gingen de de staatsmijn Emma en de staatsmijn Hendrik gezamenlijk door het leven als de staatsmijn Emma-Hendrik.

De ontwikkeling van de Staatsmijn Hendrik had vele stadia. Zo werd bijvoorbeeld in 1911 de werkplaats in gebruik genomen; in 1916 de hoofdventilatoren; in 1917 de definitieve pompinstallaties, het badgebouw en schacht II. In 1918 kwam het mechanisch transport op de losvloer tot stand en het schachtvervoer door schacht I.

Het spoorwegenemplacement van de Staatsmijn Hendrik, een eigen "mijnspoor" waarvoor in 1918 een tweede hoofdlijn in de spoorwegverbinding naar de Staatsmijn Emma gereed kwam. (foto beneden) Op het emplacement staat een "pony"-locomotief van de Nederlandse Spoorwegen voor het personenvervoer naar Nuth. (Foto: DSM)

De schachten

De Staatsmijn Hendrik had vier schachten:

  • Schacht I maaiveld ca + 97,00 m A.P.
  • Schacht II maaiveld ca + 97,00 m A.P.
  • Schacht III maaiveld ca + 160,00 m A.P.
  • Schacht IV maaiveld ca + 96,56 m A.P.

 

De Hendrik had negen verdiepingen:

  • 183-m verd. (Lucht)schacht III
  • 272-m verd.
  • 316-m verd.
  • 401-m verd.
  • 537-m verd.
  • 636-m verd.
  • 730-m verd.
  • 855-m verd.
  • 1008-m verd.

(Rechts) De schachtdieptes van de Staatsmijn Hendrik

Locatie van schacht I van de Sm. Hendrik

 

Rampen

In de staatsmijn Hendrik vonden de meeste mijnrampen plaats van alle mijnen in Nederland.

Op 13 juli 1928 vond er een ontploffing van mijngas plaats. Een mijnwerker had toen met zijn davylamp gekeken of er mijngas aanwezig was. Een davylamp is een soort benzinelamp die gebruikt wordt om gevaarlijke gassen, welke in kolenmijnen kunnen voorkomen, op te sporen. Bij aanwezig mijngas zal dit in de lamp binnen de gaaskap gaan branden. Door de lengte van de lichtblauw brandende mijngaskegel, is het mijngaspercentage vast te stellen. Bij juist gebruik van de benzinelamp is dit verder ongevaarlijk; door de constructie van de lamp kan aanwezig mijngas buiten de lamp niet ontstoken worden. Volgens de voorschriften dient voor de meting het vlammetje in de veiligheidslamp zo klein mogelijk te worden gedraaid. De betrokken mijnwerker negeerde dit voorschrift. Waarschijnlijk doordat hij een abrupte beweging maakte, zoals een sprong ergens vanaf, is de vlam in de lamp door de gaaskap geslagen. Het gevolg was dat het mijngas explodeerde waardoor er grote instortingen plaatsvonden. Hierbij kwamen dertien mijnwerkers om het leven. Onderzoek wees later uit dat er in de betreffende mijngang een zeer hoge concentratie van minstens 5% mijngas aanwezig was. Daar het ongeluk plaatsvond op vrijdag de dertiende, en er ook dertien slachtoffers vielen, was dit volgens sommigen het werk van de duivel. Later werd de bovengenoemde oorzaak beschreven. 

 

Mijnramp 13 juli 1928

Op 24 maart 1947 vond er een tweede ramp plaats in de mijn, de grootste naoorlogse mijnramp van Nederland. In een afvoergalerij op de 636 meterverdieping was door omstandigheden de luchtdruk veel te hoog, waardoor er in de betreffende afdeling een zeer sterke luchtstroming ontstond. Later die week zou een speciale onderhoudsploeg van de ventilatiedienst dit euvel gaan verhelpen. Ten gevolge van een slippende rubbertransportband in de galerij raakte de aandrijfrol van de bandmachine oververhit en ontstond er brand. Door de sterke luchtstroom kon het vuur razendsnel om zich heen grijpen. Toen de brand door de daar werkzame ploeg mijnwerkers werd ontdekt, stonden band en houten bekleding van de galerij al in lichterlaaie. De ploeg, die onder leiding stond van een opzichter, deed haar uiterste best om het vuur te bestrijden.

 

Links: Film Mijnramp 1947

Ondanks verwoede pogingen lukte het niet de brand te blussen. De opzichter besloot daarom de hulp van een andere ploeg, die zo'n 300 meter verderop aan het werk was, in te roepen. Ook met meer mankracht lukte het niet om de brand onder controle te krijgen. Alle bluspogingen faalden. De stutten in de galerij, daar en toen nog van hout, hadden vlam gevat waardoor er na verloop van tijd instortingen plaats vonden. Door de brand en de instortingen kwamen er wederom dertien kompels om het leven. De berging verliep moeizaam, pas na weken kon men de laatste slachtoffers bereiken.

Op 18 september 2010 werd bij de voormalige hoofdingang een herdenkingsmonument onthuld ter herinnering aan alle 178 slachtoffers die in de mijn verongelukten. (Bron: Wikipedia)

Twee van de oudste foto's van de aanleg van de staatsmijn Hendrik. Onderste foto met de beide boortorens ter afdieping van schacht I en schacht II (Foto's: Heemkunde Brunssum)

Ophogen mijnterrein (ca. 1911)

Om de hoogteverschillen in het mijnterrein te vereffenen, maar ook om een zo'n vlak mogelijke spoorwegaansluiting te kunnen realiseren, werd het mijnterrein fors opgehoogd. Dit werd waarschijnlijk gedaan met aarde uit de omgeving van de huidige "Bouwberg". Deze afgravingen onthulde in 1911 een oude Germaanse begraafplaats. (Zie krantenartikel: Arnhemse courant 15-5-1911) De Staatsmijn Emma die een kleine drie kilometer oostelijk lag, deelde later, samen met de Staatsmijn Hendrik, het steenstort. Dit steenstort lag ten oosten van de Staatsmijn Hendrik.

Op de foto hiernaast is de nog in aanbouw zijnde schachtbok van schacht II te zien.

Ophogen van het mijnterrein met mijnsteen uit de Sm. Emma

Ophogen van het mijnterrein met mijnsteen uit de Sm. Emma

De watertoren rond 1950

De eerste watertoren ('t bölke)

Tijdens de eerste boringen ter afdieping van de schachten I en II, werd ook de eerste van in totaal drie watertorens gebouwd. (foto links) Deze werd in 1952 vervangen door een nieuwe. Het topje van de oude watertoren werd als "hoedje" bovenop de glijbaan in de speeltuin in het schutterspark geplaatst. (foto rechts)

LimburgsDagblad 28-10-1955

Wist u dat?

Het topje van de oude watertoren werd, na de bouw van de nieuwe watertoren, geplaatst op de glijbaan in het schutterspark. Zoals in het krantenartikel uit het Limburgs Dagblad van 28-10-1955 te lezen is, zou de oude watertoren gesloopt gaan worden.

De glijbaan anno 2014

De tweede watertoren

Aan de kant van de Venweg heeft tot vóór de bouw van schacht IV een tweede watertoren gestaan, die de mijn van water voorzag.

Op de achtergrond, rechts de tweede watertoren (Foto: DSM)

De tweede watertoren in aanbouw

De tweede watertoren in 1946 (Foto: DSM)

Limburgs Dagblad 19-08-1952

De nieuwe watertoren
Op 1 januari 1952 begon men aan de bouw van een nieuwe watertoren. Na de voltooiing hiervan, werd de oude watertoren, 't bölke, afgebroken.

Limburgs Dagblad 02-01-1952

De bouw van de nieuwe watertoren in 1952 (Foto: DSM)

De nieuwe watertoren in bedrijf (Foto: DSM)

De watertoren rond de 60er jaren (Foto: DSM)

Schacht I (Foto: DSM)

Schacht I

Schacht I, de eerste schacht van de staatsmijn Hendrik. Schacht I had een inwendige diameter van 5.80 meter. Het aanleggen en afdiepen van de schacht begon eind 1911.

In 1914 werd van deze schacht uit begonnen met het aanleggen van de verdiepingen op 272 meter, 316 meter en 401 meter onder het maaiveld. Daarna werden achtereenvolgens de verdiepingen gerealiseerd op 537 meter, 636 meter, 730 meter en 855 meter onder het maaiveld.

Schacht I

De  ophaalmachines

De ophaalmachines van deze schacht werden, net als later bij de twee schachten van de mijn Laura, bovenop de schachtbok geplaatst en waren van het merk "Stork". De 2 ophaalmachines waren voorzien van een zogenaamde Koepeschijf.

Ophaalmachine IA van schacht I (Foto: DSM)

Ophaalmachine IB van schacht I (Foto: DSM)

Schacht II

Schacht II van de staatsmijn Hendrik kende de traditionele en meer bekende, stalen schachtbok, waarin men van verre de schachtwielen kon zien draaien. Met de bouw van schacht II werd in 1911 begonnen. De schacht had een diameter van 4.50 meter en bereikte uiteindelijk een diepte van 901.10 meter.

Rechts: De oude trommel-ophaalmachine van schacht II werd naderhand omgebouwd tot Koepe-ophaalmachine (Foto: DSM)

Schacht II

SchachtII (Foto: DSM)

De oude trommel-ophaalmachine van schacht II (Foto: DSM)

Nieuws van de Staatsmijnen 1960: Schacht II gaat verdwijnen

Toen op de Hendrik de nieuwe schacht IV in gebruik is genomen (1959), zou schacht II als vervoersschacht gaan verdwijnen. De schachtbok (foto linksboven) werd overbodig en zou worden afgebroken. Ook de oude houtbrug, de losvloer en dergelijke zouden ditzelfde lot ondergaan. Daarom hieronder in het kort de geschiedenis van schacht II.

Onder de gemeente Brunssum

In 1909 en 1910 werden door middel van proefboringen vastgesteld, dat er voldoende exploitabele kolenlagen aanwezig waren om de derde Staatsmijn, de Hendrik te wettigen. Toen dit eenmaal vaststond heeft men geen gras laten groeien, over de aanleg van de schachten. In 1911 begon men reeds met schacht I en in datzelfde jaar werd reeds gestart met de montage van de bevriesinstallatie en de tijdelijke schachtbok van schacht II. In 1912 al kwam de voorschacht gereed en het jaar daarna begonnen de bevriesboringen. De aanleg van schacht II is spoedig verlopen. Eind 1917 stond zij klaar om met haar taak te beginnen. Officieel begint de Hendrik dan ook op 1 januari 1918 met haar productie. Schacht II trok toen op de 401 meter-verdieping.

Steeds verder afgediept

Van 1912 af is de tweede Hendrik-schacht steeds verder afgediept. In de loop der jaren bereikte ze van de 401 meter-verdieping uit, via de 537 de 636 en de 730 meter-verdieping, het 855 meter niveau. Dit is het diepste punt voor schacht II. Sinds 1946 heeft ze praktisch alleen maar voor de 730 meter-verdieping getrokken. Om nog even terug te gaan in de geschiedenis: in 1923 was de capaciteit van de schacht onvoldoende geworden. Daarom werd de schachtbok toen verbouwd en de oorspronkelijke kooien voor 4 wagens werden vervangen door kooien voor 8 wagens.

43 jaar vervoersschacht

Schacht II is 43 jaar lang vervoersschacht geweest. Ze verbruikte in die jaren 20 bovenkabels en 10 onderkabels (sjlodderseel). In totaal maakte de schacht 6.500.000 trekken, waarvan er 250.000 bestemd waren voor het personenvervoer. Ze bracht 25.000.000 kolenwagens naar boven, 5.000.000 steenwagens en 3.500.000 wagens beladen met materiaal. Na deze indrukwekkende prestatie krijgt schacht II van de mijn in Brunssum een andere, eveneens belangrijke taak toegewezen. Ze zou namelijk worden verbouwd tot luchtschacht.

Ophaalmachinist Matthias Theunissen, schacht II

Koepe-ophaalmachine van schacht II

Koepe-ophaalmachine van schacht II

Op de foto's hierboven is ophaalmachinist Matthias Theunissen uit Schinveld bezig met zijn werk. Op de foto (links) is op de zogenaamde dieptemeter de 636-meter verdieping af te lezen. De witte markering op de kabel is de indicatie voor de exacte positie van de liftkooi op die verdieping. Tijdens het personenvervoer, bij het wisselen van de diensten, werden de 4 etages van een lift - zowel boven als beneden tegelijk betreden en verlaten. In de praktijk betekende dit dat in een trek ongeveer 50 personen tegelijk naar beneden gingen en naar boven kwamen. Tijdens het personenvervoer was de snelheid van de lift minder dan bij kolenvervoer. Per ophaalmachine waren twee liften in bedrijf. Deze liepen via dikke stalen kabels over het schachtwiel boven de schacht. Als de ene lift boven was, was de andere lift beneden. De beschreven handelingen gebeurden dus tegelijkertijd, zowel beneden aan de schacht als boven op de losvloer. De ophaalmachinist moest zich gedurende zijn hele dienst bijzonder goed concentreren op de signalen van de beide seingevers. Het was misschien wel de verantwoordelijkste functie binnen een mijnbedrijf. (Bron: Koelpiet.nl Foto's: Jo Theunissen Tekst: Frants van de Bareschjop)

(Lucht)Schacht III (Foto: DSM)

(Lucht)Schacht III

Links op de foto de luchtschacht III van de staatsmijn Hendrik. Deze lag in de bossen van de Brunssummerheide, een paar kilometer naar het zuidoosten, in de nabijheid van de grens met de plaats Nieuwenhagen; nu deel van de gemeente Landgraaf. Deze werd gebruikt voor ventilatie en stond plaatselijk bekend als de "luchtschacht".

Klik HIER voor meer informatie over deze luchtschacht.

Schacht IV

Geheel rechts op de foto de imposante, betonnen schachtbok van schacht IV. Hiernaast de schachtbok in aanleg, rond 1957. Het afdiepen van de nieuwe vierde schacht verliep voorspoedig, eind 1956 reikte schacht IV al tot 1000 meter.

In 1959 volgde de ingebruikname van de 855 meterverdieping, die bedoeld was om de vetkool noordelijk van de Feldbissbreuk te ontginnen. Er waren nog verdere uitbreidingen gepland, zoals de aanleg van een volgende verdieping op 1008 meter. In 1959 was schacht IV nog niet in productie, maar bereikte al wel haar einddiepte van 1058 meter, waarmee de schacht de diepste mijnschacht van Nederland was.

Schacht IV 

Schacht IV rond 1957 (Foto: DSM)

Schacht IV (Foto: DSM)

Schacht IV in 1962 (Foto: DSM)

Het logo van de Staatsmijnen

Handelsmerk op schacht IV (1962)

Sinds het begin van 1962 draagt schacht IV van de Staatsmijn Hendrik te Brunssum nu ook het handelsmerk van de Staatsmijnen. De foto toont de monteur, die op een hoogte van meer dan 50 meter, zijn acrobatische werkzaamheden verricht, terwijl zijn collega een neonbuis laat zakken aan een touw. Het embleem heeft een diameter van 5 meter. Voor de verlichting zorgen niet minder dan 35 meter neonbuis van 22 millimeter dikte.

De ophaalmachines

De beide ophaalmachines van schacht IV, gefabriceerd door de firma "Smit Slikkerveer", behoorden samen met die van de latere staatsmijn Maurits tot de sterkste in hun soort en leverde zo'n 1900 pk ieder.

Ophaalmachine IVA van schacht IV (Foto: DSM)

Ophaalmachine IVB van schacht IV (Foto: DSM)

Elektrische installaties en machines voor de mijnen

Vanaf het begin in 1895 heeft Smit Slikkerveer elektrische installaties en machines gemaakt voor de mijnbouw. Ophaalmachines waren een specialiteit van Smit Slikkerveer. Al vanaf 1900 werden deze machines geleverd. Vóór 1900 waren de machines meestal van buitenlandse makelij, maar beide oorlogen en de Nederlandse staat hebben ertoe bijgedragen dat Nederlandse bedrijven op den duur de voorrang kregen boven andere landen (zoals b.v. Duitsland).

Zaterdagavond 12 april 1969: Ommanteling van watertoren stort neer

Ongeveer 160 vierkante meter bakstenen ommanteling van de watertoren op het AFCENT-terrein in Brunssum zijn zaterdagavond rond kwart voor elf met een donderend geraas van 55 meter hoogte naar beneden gestort. De brokken muur, met een gewicht van bijna 50 ton, kwamen terecht in een plantsoentje rond de watertoren. De vermoedelijke oorzaak is waarschijnlijk plotselinge temperatuurverschillen en hevige rukwinden. (Foto: Heemkunde Brunssum)

Bakstenen ommanteling valt 55 meter omlaag

 

 

< Limburgs Dagblad 21-04-1969

Een kijkje binnenin de watertoren

Klik op de afbeeling voor het gehele artikel

Communicatietoren(s)

Na de sluiting in 1966 nam op 1 juni 1967 de NAVO er haar intrek en werd het terrein in gebruik genomen als het hoofdkwartier van de noordelijke strijdkrachten in Europa; daarnaast herbergt het terrein de radiostudio's van Canadian Forces Network (CFN), waarvan de antennes tot de sloop eind jaren tachtig stonden opgesteld op de betonnen schachtbok van schacht IV.

Nog vóór de sloop van de oude schachttoren, werd op zo'n 25 meter naast de oude schachtbok, een nieuwe toren gebouwd. Hiervoor werd aan "de Ganzepool", op een industrieterrein zo'n 1,5 kilometer verderop, een nieuwe betoncentrale gebouwd. Niet lang hierna werd de oude schachtbok, stap voor stap afgebroken. (Foto: Heemkunde Brunssum)

Links de oude watertoren, midden de oude schachtbok, rechts de nieuwe communicatietoren.

Foto:Limburgs Dagblad 13-07-1988

LimburgsDagblad 13-07-1988

In 1988 zullen de watertoren, alsook de betonnen schachtbok, die zo kenmerkend waren in het Brunssumse en dagelijks herinnerde aan de voormalige Staatsmijn Hendrik, worden afgebroken.

Nu de nieuwe communicatietoren ernaast gereed is en alle communicatie-apparatuur van AFCENT omgeplaatst is, vervalt de functie van de oude schachttoren. De schachttoren die ooit de twee enorme ophaalmachines herbergde en de liftkooien op en neer lieten gaan, zal spoedig verdwenen zijn.

Ook zal binnenkort een begin worden gemaakt met de sloop van de laatste watertoren op het terrein.

De watertoren wordt gesloopt

In 1988 besluit de Waterleiding Maatschappij Limburg dat de voormalige watertoren op het Hendrikterrein tegen de vlakte gaat. Het bouwwerk dat in 1969 beschadigd raakte door storm, deed al lang geen dienst meer als watertoren.

Met de sloop van de toren verdwijnt wederom een herkenningspunt van Brunssum.

De sloop in 1988 (Foto's: Heemkunde Brunssum)

De watertoren was ooit 56 meter hoog en had een inhoudvan 600 m3

Limburgs Dagblad 12-01-1988

Afbraak schacht IV rond 1988

Midden vijftiger jaren vertoonde de bekleding van schacht II slijtageverschijnselen. De bekleding werd van een betonnen mantel voorzien. De schacht werd verder alleen nog voor personenvervoer gebruikt, want men ging een nieuwe schacht (IV) bouwen. Zes jaar daarna werd schacht IV in gebruik genomen. De schacht had een diepte van zo'n 1060 meter. Nadat AFCENT haar intrek nam, werd de schachtbok als communicatietoren gebruikt. Eind 1987 echter, bouwde men naast de schachttoren een nieuwe toren van maar liefst 80 meter hoog. In het voorjaar daarop kwam deze gereed, waarna de communicatie-apparatuur werd omgeplaatst naar deze nieuwe toren. Aansluitend werd de oude schachtbok afgebroken.

Afbraak schacht IV rond 1988
Afbraak schacht IV rond 1988

De leermijn

Op de eerste foto (foto beneden) zijn OVS-ers te zien, voor de ingang van de leermijn van de Staatsmijn Hendrik, onder leiding van instructeur Maassen omstreeks 1938. De leermijn was bedoeld voor de opleiding van de toekomstige mijnwerkers. In de leermijn, waar delen van de werkelijke mijn nagebouwd waren, werden de OVS-ers (Ondegrondse Vak School) opgeleid. Jonge mannen (eigenlijk nog kinderen) vanaf 14 jaar konden er terecht. De opleiding duurde drie jaren en en je ontving al meteen loon. Het eerste jaar werd nog aan enig algemeen onderwijs gedaan, maar sport en handvaardigheid waren erg belangrijk.

In het tweede jaar werd er al met halve dagen arbeid verricht in het bovengronds bedrijf. De aspirant-kompels werkten in groepjes van 6 man op de losvloer aan het schoonhouden van de sporen en wissels, bij de houtverlading op het houtterrein, op de leesvloer stenen uit de kolen halen, in de parken van de mijn, deden kleine reparaties in de werkplaatsen, enz. Vier groepen vormden samen een troep, met een troepleider aan het hoofd. De troepleider haalde 's morgens rond 7.45 uur zijn troep op bij het OVS-badlokaal en marcheerde hen af naar de vlaggenmast waar zich ook de andere troepen verzamelden. Om 8 uur werd de vlag gehesen, een OVS-er las de OVS-wet voor en er werd nog een Onze Vader gebeden. Daarna ging men aan de slag. In het derde jaar ging men dan enkele dagen per week ondergronds in de zogenaamde OVS-pijler werken. Veel nadruk werd er gelegd op discipline en gehoorzaamheid. De Staatsmijnen hadden geen behoefte aan kritische en assertieve kompels ondergronds.

Per leerjaar werden vier rapporten gegeven. Het is niet verwonderlijk dat ”Houding en gedrag”, ”Netheid” en ”Vlijt” de bovenste drie items op de cijferlijst waren. Ook was er een soort OVS-regelement, een variant op de 10 geboden. Gebod nr. 10 was: ”Ik wil gehoorzaam zijn zonder tegen te spreken”. Bij het bereiken van het 18e levensjaar ging de OVS-er zogenaamd voorgoed ondergronds, maar voordat het zover was werd er nog eerst een week naar Spaubeek op retraite gegaan.

Ook was er enig ceremonieel vertoon bij deze definitieve stap uit het daglicht in de ondergrondse duisternis. Er was een soort receptie met de directie en er werd een officiele foto gemaakt die in de Steenkool, dat was het twee wekelijks Staatsmijnen-periodiek, werd afgedrukt.

(Tekst: Frants van Bareschjop) (Foto's: Heemkunde Brunssum)

OVS-ers voor de ingang van de leermijn

De leermijn aan de kant van de Venweg rond 1954

De leermijn na de mijnsluiting in 1967 (AFCENT)

Steenstort van de Staatsmijn Emma-Hendrik in Brunssum (Foto's: DSM)

Steenberg

Het steenafval werd vervoerd naar het gezamelijke steenstort, Emma-Hendrik in Brunssum. Omdat op dit steenstort het steenafval van twee grote staatsmijnen werd gestort, was deze steenberg dan ook, op die van de Staatsmijn Maurits te Geleen, de grootste steenberg in het Limburgse landschap. Om een indruk te krijgen over de omvang van de grootste steenberg (Staatsmijn Maurits), hier enkele cijfers: De steenberg van de Staatsmijn Maurits te Geleen bevatte uiteindelijk 26.000.000 ton steen, was 110 meter hoog en besloeg een oppervlakte van meer dan 84 hectare. (Rechts: FILM: Afgraving en sanering mijnsteenberg)

De laatste kolen

De laatste, officiële kolenwagen, met de allerlaatste kolen, die de staatsmijn Hendrik te Brunssum zou delven, kwam op maandag 5 december 1966 boven. De mijn werd hierna geïntegreerd met de staatsmijn Emma te Treebeek. Deze laatste zou vanaf dat moment verder gaan als de "Emma-Hendrik". Het mijnterrein van de Hendrik werd in 1967 overgedragen aan de NAVO (Afcent).

Op de foto rechts: De mijnwerkers H. Buining (L) en J. Alers (R) begeleiden de laatste lading kolen van de staatsmijn Hendrik. 5 December 1966.

Foto: DSM

Sloop

In 1963 werd de staatsmijn Hendrik geïntegreerd met de in het nabije Treebeek gelegen staatsmijn Emma, waarmee ze om veiligheidsredenen sinds 1956 ondergronds verbonden was. Na de fusie gingen de beide mijnen verder onder de naam Staatsmijn Emma-Hendrik.

Na de sluiting

In 1969 nam de NAVO er haar intrek en werd het terrein in gebruik genomen als het hoofdkwartier van de centrale strijdkrachten in Europa (destijds AFCENT, later AFNORTH, nu JFC HQ Brunssum). Daarnaast herbergt het terrein de radiostudio's van Canadian Forces Network (CFN), waarvan de antennes tot de sloop eind jaren tachtig stonden opgesteld op de betonnen schachtbok van schacht IV.

< FILM: Sloop gebouwen staatsmijn Hendrik