Cokesfabriek EMMA II

De Cokesfabriek Emma II (Beek)

n een cokesfabriek word uit steenkool, door middel van droge destillatie diverse bruikbare bestanddelen gewonnen. Dit proces heet carbonisatie, waarbij uit vette (gasrijke) kolen de bestanddelen vrij komen. Eén van die bestanddelen is het stadsgas methaan (CH4), dat kon worden gebruikt voor koken, verwarming en gasverlichting. Van de steenkool werd daarbij cokes gemaakt.

Geschiedenis van de Cokesfabrieken: (Emma in Treebeek , Emma II in Beek en Maurits in Geleen)

Al in 1914 werd besloten bij de toen nog kleine Staatsmijn Emma een voor die tijd grote cokesfabriek te bouwen. Bij proefboringen voor de mijnen Emma en Hendrik was vastgesteld, dat deze mijnen voor het grootste deel vetkolen zouden gaan leveren met een hoog gehalte aan vluchtige bestanddelen.

Cokes

De eerste cokes (Foto: DSM)

In Beek in Limburg gaven vlaggen een feestelijke aanblik aan de nieuwe cokesfabriek Emma II van de Staatsmijnen. Per speciale trein begaf de minister van economische zaken, Prof. Dr. Zijlstra zich op weg naar de cokesbatterij, om de symbolische opening te verrichten. Met een druk op de knop werd het beginsignaal gegeven. Dit was het teken, waarop het productieproces een aanvang nam. Roodgloeiende cokes werd uit 1 van de 75 ovens in de bluswagen gedrukt. Behalve minister Zijlstra waren aanwezig; Dhr. Daun, vertegenwoordiger van de Europese Kolen en Staal gemeenschap en de hoofddirecteur van de Staatsmijnen, dhr. Wemmers. In de grote blustoren wordt de cokes afgekoeld. De nieuwe fabriek, waarvan de bouw 100 miljoen Gulden heeft gekost, heeft een capaciteit van 3000 ton kolen per dag. De cokes die ontstaat door vetkolen onder afsluiting van zuurstof te verhitten, wordt onder andere gebruikt als brandstof voor de hoogovens. Het vrijkomende gas wordt geleverd aan Brabant en Limburg. De stoffen die overblijven vormen de grondstof voor een uitgebreide chemische industrie. Deze nieuwe cokesfabriek, die nog verder zal worden uitgebreid, is van grote economische betekenis voor ons land.

Ook de later gebouwde Staatsmijn Maurits in Geleen zou voornamelijk vetkool produceren. Een bijkomend gegeven was, dat de kolen uit deze mijnen voor een groot gedeelte uit fijnkolen zouden bestaan. Dat alles maakte deze kolen zeer geschikt voor de verwerking tot cokes. De afzet van de cokes zou ook geen probleem zijn. De hoogovens hadden in toenemende mate behoefte aan grove kolen met zo weinig mogelijk vluchtige bestanddelen voor de productie van ruwijzer. Ook voor het gebruik in grote centrale verwarmingsinstallaties was er in toenemende mate behoefte aan cokes en voor dat doel werd zelfs een speciale Emma-cokes ketel ontwikkeld die commercieel een groot succes werd.

Rechts: Cokesfabriek Emma II te Beek rond 1954. Op de achtergrond het mijnspoor dat vanuit Nuth richting de staatsmijn Maurits en de Staatsmijnhaven in Stein liep.

(Foto KLM Airo Carto : FaceBook: Mijnspoor Limburg)

 

Cokesfabriek Emma II te Beek rond 1950 (Foto: DSM)

In 1951 werd begonnen met de bouw van een nieuwe cokesfabriek Emma II te Beek op betrekkelijk geringe afstand (ca. 5 km) van de Staatsmijn Maurits. De oude fabriek in Treebeek was economisch aan zijn einde gekomen en op 29 juli 1954 werd in Treebeek de laatste oven gedrukt. Op 15 oktober daaropvolgend werd de nieuwe cokesfabriek Emma met twee batterijen met samen 150 ovens, overeenkomend met een productiecapaciteit van 3000 ton per etmaal in gebruik genomen. Enkele jaren later werd op de cokesfabriek Emma batterij III gebouwd waarmee de productie op 4500 ton per etmaal werd gebracht. Direct hierna werd op de cokesfabriek Maurits een begin gemaakt met revisie van de oudste ovens en uitbreiding met twee nieuwe batterijen aan de zijde Kerensheide waarmee het totaal aantal batterijen op deze cokesfabriek tot acht werd vergroot.

In de jaren zestig van de vorige eeuw keerde het tij. De sluiting van de mijnen Emma, Hendrik en Maurits luidden ook het einde in van de inmiddels hypermoderne, grootste cokesfabrieken van Europa. Nog lange tijd na de sluitingen werd afgevraagd of deze actie niet té snel gekomen was, zeker gezien de snel toenemende prijzen van energiedragers begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Op 5 april 1968 werd de laatste oven op de cokefabriek Maurits gedrukt en enkele maanden later, op woensdag 18 december 1968, tegen vier uur in de namiddag viel de laatste cokes op cokesfabriek Emma II in de bluswagen. Met het drukken van deze laatste oven kwam een einde aan een periode van 49 jaar waarin de Staatsmijnen een belangrijke producent waren van cokes, cokesovengas en steenkoolchemicaliën. De sneeuwwitte stoompluimen boven de blustorens, bijna 50 jaar lang karakteristiek voor de Westelijke Mijnstreek, behoorden definitief tot het verleden.