> U bevindt zich hier: Geologie - Bruinkool - Zilverzand - Klei

Klei

Historie van Brunssum

runssum is een van de oudste plaatsen in ons land waar mensen zich vestigden. Dat gebeurde in de oertijd, tussen 10.000 en 4.000 jaar voor Christus. De eerste bewoners, die in het Stenen Tijdperk leefden, kwamen oorspronkelijk uit het gebied van de Donau (vermoedelijk uit het tegenwoordige Hongarije en Oostenrijk). De Brunssummerheide was een gunstige vestigingsplaats. Men vond hier een gedeeltelijk open heide, grotendeels omringd door moerassen. De naaste omgeving was gemakkelijk te overzien, zodat men bij naderend gevaar tijdig was gewaarschuwd. Omstreeks een halve eeuw voor Christus kwamen de Romeinen naar ons land en bleven er meer dan vier eeuwen. Velen vestigden zich voorgoed in Zuid-Limburg en dus ook in Brunssum. Het waren de Romeinen die ontdekten dat de klei van de Brunssummerheide voor industriële doeleinden geschikt was. Er ontstond een keramische industrie, die tot na de Middeleeuwen is blijven bestaan. De hier gebakken producten werden tot diep in Duitsland en Frankrijk verhandeld. Zo raakten de Brunssumers vroeg vertrouwd met handel en industrie. (Tekst en foto's: Gemeente Brunssum)

Kleigroeve Teeuwen in de Brunssummerheide

In het midden van de 20e eeuw werden in Brunssum, Schinveld en Nieuwenhagen in Zuid-Limburg pottenbakkersovens en afvalhopen met misbaksels uit die ovens onderzocht. Dit aardewerk, protosteengoed en steengoed werd van de tweede helft van de 11e tot het midden van de 14e eeuw geproduceerd. Het kende een verspreiding in delen van het Rijnland, Noord- Brabant, Limburg en de Belgische Kempen en in een enkel geval tot ver daarbuiten. De typochronologie is verbonden met die van Rijnlandse en Maaslandse producten. Vondsten van het ‘Brunssum-Schinveld’- of ‘Zuid-Limburgs aardewerk’ spelen wegens hun betrekkelijk nauwkeurige dateringsmogelijkheid een grote rol bij het onderzoek van nederzettingen in Zuid-Nederland. (Tekst uit: Waarom er geen B in Brunssum zit)

Foto: D. Miklos

Geel goud voor bruin goud.

De 'Eendjesvijver', zo noemde men vroeger het Vijverpark. De huidige vijver was vroeger een weiland, gelegen tussen de twee gehuchten Rompen en Brunssum Dorp. In dit gebied lag rond 1915 hier en daar een boerderij, een enkel 'normaal' pandje en het steenfabriekje van de familie Eggen. Dit fabriekje lag op de plek waar nu de D'r Brikke Oave is gesitueerd. De klei voor de steenproductie werd gewonnen aan de overkant van de straat, waar later het Lindeplein en het Vijverpark zijn aangelegd.

Het gehele gebied was eigendom van de familie Eggen. De gewonnen klei werd met de hand in houten vormbakken geperst, te drogen gelegd en daarna gebakken in de 'brikke oave', de steenoven. Het weiland, dat tegenwoordig het Lindeplein is, werd door de gemeente aangekocht na de bouw van het oude raadhuis.

Op zoek naar steenkoollagen, op en nabij de Feldbiss, ontdekte de Staatsmijnen in die dagen ook de bruinkoollagen die in dagbouw (open lucht) te ontginnen waren, onder meer op de plek in het huidige centrum van Brunssum.

Familie Eggen

Het volgende verhaal is opgetekend uit de mond van een oud-gemeenteambtenaar van de burgerlijke stand, Jan Gordijn, een man die vele verhalen wist te vertellen:

"De firma Bergerode had interesse in de bruinkool in het centrum van Brunssum en toog naar de familie Eggen om het gebied te kopen. Tja, daar had de firma "buiten de waard gerekend". Met een echte Eggen is het namelijk niet gemakkelijk kersen eten. Er werd dan ook langdurig en hard onderhandeld. Uiteindelijk kwamen de twee partijen een bedrag ter hoogte van fl. 100.000.- overeen. De familie Eggen kon kiezen: aandelen, obligaties, waardepapieren of geld. Geld had in de tijd van de Eerste Wereldoorlog weinig waarde, laat staan waardepapieren (met als voorbeeld een 'buurman' die de Eerste Wereldoorlog maar niet kon winnen en te kampen had met een enorme geldontwaarding). Goud, dat was het. 10.000 Gouden tientjes moesten het worden. Het was een nagenoeg onmogelijke opgave voor de koper om in zulke hoeveelheden gouden tientjes bij elkaar te krijgen. De familie Eggen hield voet bij stuk en zo geschiedde: er kwam een bijna niet te tillen schatkist met 10.000 gouden tientjes.

Naar de huidige maatstaf zouden deze fl. 100.000,- aan gouden tientjes vandaag een bedrag waard zijn van € 2.250.000,-! Niet mis dus. Die wat bewaart, die heeft wat! Wat er met al die geel kleurige tientjes is gebeurd, weet alleen de familie Eggen..."