Staatsmijn Wilhelmina

Staatsmijn Wilhelmina 1906 - 1969

Kaart concessie Staatsmijn Wilhelmina

Productiegegevens: 59.235.000 ton

e Staatsmijn Wilhelmina was een Nederlandse steenkolenmijn die van 1906 tot 1969 gevestigd was in Terwinselen (gemeente Kerkrade). Het was de kleinste en oudste staatsmijn van Nederland.

In 1903 werd begonnen met de aanleg van Staatsmijn B, zoals de Wilhelmina in de beginfase werd aangeduid. In 1906 waren beide schachten, die volgens de bevriesmethode waren afgediept, gereed. In datzelfde jaar werden de eerste kolen vanaf de 162 meterverdieping naar boven gestuurd. Vanaf 1909 was de mijn in vol bedrijf. De hoogste productie werd in 1948 bereikt, er werd toen 1.410.000 ton kolen naar de oppervlakte gebracht. De totale productie bedroeg ruim 59 miljoen ton.

De mijn was ingesloten door de concessievelden van de particuliere mijnen Laura te Eygelshoven (thans gemeente Kerkrade), de nabij gelegen Oranje-Nassau II te Schaesberg (Landgraaf), de Oranje-Nassau I in Heerlen, de Domaniale Mijn te Kerkrade en de Willem-Sophia in Spekholzerheide. Net als deze particuliere mijnen produceerde de staatsmijn Wilhelmina voornamelijk gasarme magerkool van het huisbrandtype en bezat de mijn een eigen syntracietfabriek (voor de productie van synthetische antraciet). Dit in tegenstelling tot de andere staatsmijnen die voornamelijk gasrijke vetkool voor industrieel gebruik produceerden en veelal een cokesfabriek bezaten.

Omdat het kleine mijnveld is begrensd door de bovengenoemde concessiegebieden, kon de productie na enkele decennia alleen nog in de diepte worden uitgebreid, wederom in tegenstelling tot de andere staatsmijnen die uitgestrekte concessievelden bezaten. De uitbreidingen bestonden uit de aanleg van vier nieuwe verdiepingen, die achtereenvolgens werden uitgezet op de 331, 420, 506 en 785 meter. De oudste verdieping op 162 meter werd drastisch ingekrompen. De 253 meterverdieping werd luchtverdieping, bovendien werd deze gebruikt voor materiaalaanvoer. Met de aanleg van de 785 meterverdieping werden de zogenoemde Finefrau-lagen ontsloten. Deze diepgelegen koollagen, die zich praktisch over het gehele mijnveld uitstrekten, bevatten antraciet van uitzonderlijk goede kwaliteit. De eerste kolen vanuit deze verdieping werden in 1956 naar boven gebracht.

De mijn was om veiligheidsredenen ondergronds verbonden met alle bovengenoemde particuliere mijnen; deze verbindingen werden echter afgesloten met zware luchtdichte deuren die alleen in geval van nood geopend mochten worden. (Bron: Wikipedia)

Reclame voor Wilhelmina Eierkolen

De schachten

De Staatsmijn Wilhelmina had twee schachten:

  • Schacht I maaiveld ca + 157,00 m A.P.
  • Schacht II maaiveld ca + 157,00 m A.P.

 

De Wilhelmina had zeven verdiepingen:

  • 142-mverd.
  • 162-mverd.
  • 253-mverd.
  • 331-mverd.
  • 420-mverd.
  • 506-mverd.
  • 785-mverd.

 

(Rechts) Schachtdieptes van de Sm. Wilhelmina

Locatie van schacht I van de Sm. Wilhelmina

De schachten

De mijn bezat twee schachten met een inwendige diameter van 4,5 meter. In de eerste dagen van 1903 werd begonnen met de aanleg van de twee schachten van de Staatsmijn Wilhelmina. Met het oog op de waterhoudende en beweeglijke deklagen werd besloten om bij het delven van de schachten de bevriesmethode toe te passen (verbeterd procédé Poetsch). De doorsnede van de schachten werd op 4,50 m bepaald. Aan de firma Eismaschinen- und internationale Tiefbaugesellschaft Gebhardt und König te Nordhausen (D) werd opgedragen om twee schachten volgens deze methode aan te leggen tot circa 20 m in het kolengesteente. In de loop van 1903 werd een voorschacht gemaakt tot op een diepte van 12 m en werd begonnen met het opstellen van een boortoren met boorvloer. Toen deze werkzaamheden waren geklaard, werd begonnen met het uitvoeren van de bevriesboringen voor schacht II. De levering van de gietijzeren schachtbekleding (cuvelage) werd gegund aan de Schalker Gruben- und Hüttenverein te Gelsenkirchen (D)

Doorsnedetekening van de afdieptoren van schacht II van de staatsmijn Wilhelmina (Bron: Voorlichtingsdienst Staatsmijnen in Limburg)

Pompenlier ter bediening van de boor in het boorgebouw van schacht II

Afdiepen van schacht II

In 1903 werd begonnen met het afdiepen van de schachten. Links op de foto een kijkje in het liergebouw van schacht II. Te zien is de zogenaamde pompenlier die gebruikt werd om de boren in het boorgebouw te bedienen.

Boortoren schacht I (20 mei 1904) (Foto: DSM)

Schacht I

Eind februari 1905 werd het boorwerk voor schacht I beëindigd. Hierna ging men over tot bevriezing. In juli werd een aanvang gemaakt met het delven van deze schacht. In september werd het bovenvlak van het kolengesteente op 96,80 m diepte aangetroffen. Eind 1905 had men een diepte van 123 m bereikt. De aanleg van schacht I werd in 1906 door de aannemer voltooid. In april werd het delven onder eigen beheer voortgezet. Eind juni was een diepte bereikt van 163 m. Tevens werd er een steengang gedolven tussen schacht I en schacht II. Op 162 m en op 141 m diepte werden laadplaatsen uitgebroken en bemetseld. De 162 m verdieping was de eerste afbouwverdieping; en de 141 m verdieping werd t.b.v. de luchtverversing aangelegd. In 1907 werd een ijzeren schachtbok met gebouw boven schacht I opgesteld. Het definitieve hoofdophaalwerktuig voor deze schacht, namelijk een elektrisch gedreven ophaalmachine systeem Ilgner Siemens-Schuckert, werd eind 1907 in bedrijf gesteld. In 1909 werd schacht I vanuit de 253 m verdieping naar de 216 m verdieping en tegelijkertijd vanuit de 216 m verdieping naar de 162 m verdieping over een gedeelte van de doorsnede opgebroken.

Foto's aanleg en bouw schachten I en II

Daarna werd ze op haar normale wijdte gebracht en tot 258 m diepte afgediept. In 1910 bleef de schacht dienst doen voor het vervoer tussen de 162 m verdieping en de losvloer. Op de 253 m verdieping werd toen begonnen met de aanleg van de laadplaats bij schacht I. In 1911 was op de 253 m verdieping het uitbreken en bemetselen van die laadplaats gereed gekomen. Op het gebouw van schacht 1 kwamen in 1913 nieuwe waterreservoirs gereed.

Met het verder afdiepen van de schacht onder de 253 m verdieping werd in 1916 begonnen. Het afdiepen werd in 1920 gestaakt na het bereiken van een diepte van 426 m onder het maaiveld. De ophaalmachine van deze schacht werd toen voorzien van een tweede ophaalmotor.

Schacht I werd in 1922 gebruikt voor het vervoer van de 253 m verdieping naar de losvloer. Toen werden ook de kooien voor vier wagens vervangen door kooien voor zes wagens. In 1929 werd begonnen met het verder afdiepen van deze schacht vanaf 426 m onder het maaiveld. Op 420 m diepte werd een begin gemaakt met de werkzaamheden voor een nieuwe verdieping. Bij het voortgezette afdiepen van schacht I werd in 1931 een diepte bereikt van 525 m onder het maaiveld. Daarna werd de schacht van een betonnen bekleding voorzien. Op 506 m diepte werd begonnen met het uitzetten van een nieuwe verdieping. In 1933 werd de schachtbok van schacht 1 verzwaard. En in 1936 werd de schacht ook ingericht voor het rechtstreekse vervoer van de 420-m verdieping naar de losvloer.

Bouw van de schachtbok van schacht I (Foto: DSM)

De schachtbok van schacht I (Foto: DSM)

In 1937 bleef schacht I in gebruik voor het vervoer van de 253-m verdieping naar de losvloer en werd ze in gebruik gesteld voor het vervoer van de 420-m verdieping naar de losvloer. Op de 506-m verdieping werd in 1939 een begin gemaakt met de werkzaamheden aan de laadplaatsen van schacht I. Deze werkzaamheden werden in 1940 voltooid. Ook werd toen begonnen met het verder afdiepen van deze schacht onder het 525-m niveau. In 1942 vond het afdiepen ervan plaats tot een diepte van 615 m. In 1943 werd het afdiepen voortgezet naar de Finefrau groep. Eind van dat jaar was een diepte bereikt van 720 m onder het maaiveld. En eind 1944 was bij het afdiepen van deze schacht een diepte bereikt van 882 m onder het maaiveld.

In schacht I werd in 1949 begonnen met de voorbereidende werkzaamheden t.b.v. het uitzetten van de 785-m verdieping. Met de aanleg van de laadplaatsen op die verdieping werd in 1950 begonnen. In 1954 werd de trommelophaalmachine van schacht I vervangen door een nieuwe elektrische ophaalmachine met Koepe-schijf. Gedurende 1958 werd in de hoofdschacht de naast het hoofdvervoer bestaande houtaflaat gedemonteerd en vervangen door een moderne elektrische materiaallift. Deze werd geplaatst in een segment van de schacht; de ophaalmachine werd opgesteld aan het maaiveld. Het vervoer met behulp van een gesloten metalen dooskooi geschiedde met gebruikmaking van een contragewicht. Een van de brede zijwanden van de kooi werd uitgevoerd als deksel; de snelheid bedroeg 2 m per seconde. De maximaal toegestane belasting bedroeg 1750 kg.

De inrichting kon worden gebruikt voor het op- en neerlaten van lang materiaal naar de 253-m, de 331-m en de 420-m verdieping. De kooi werd aan het maaiveld en aan de ondergrondse laadplaatsen uit en in de schacht getrokken met behulp van een elektrisch liertje. Daarbij ging die kooi, geleid door rails, in horizontale respectievelijk weer verticale stand over.

Het materiaal was met stalen stroppen gebundeld. Het laden ervan in en het lossen ervan uit de zich in horizontale stand bevindende kooi gebeurde door middel van loopkranen. De automatisch werkende ophaalmachine kon vanaf de laad- en losplaatsen worden bediend. Maar ze kon slechts in beweging komen als alle schachtdeuren waren vergrendeld.

Het dagelijks vervoer bedroeg ongeveer 100 ton ijzer, voornamelijk stijlen en kappen, zowel naar beneden als naar boven. In verband met de overbelasting van de hoofdschachten kon in het verleden dit vervoer van lang materiaal in hoofdzaak slechts buiten de werkdagen om plaats hebben. In 1968 kon door inkrimping van de kolenproductie het kolenvervoer door schacht I geleidelijk tot één dienst worden teruggebracht. (Bron: Steenkoolwinning te Kerkrade)


FILM: Die Den Koempel Niet Eert (O.a. staatsmijn Wilhelmina)

Boortoren schacht II (Foto: DSM)

Schacht II

In 1904 werden de bevriesboringen en het plaatsen van de bevriesbuizen voor schacht II voltooid. Na bevriezing, sinds september 1904, werd op 14 december daar op volgend een aanvang gemaakt met het delven van deze schacht tot in het kolengesteente. In de nabijheid ervan werd in een tijdelijk gebouw een elektrisch onderstation ingericht. Dit diende voor de bediening van de schachtpompen en het ophaalwerktuig ervan en voor het ophaalwerktuig voor de afdieplier t.b.v. het delven van de schachten. In 1905 werd in deze schacht op 95 m diepte het bovenvlak van het kolengesteente bereikt. De delving werd voortgezet tot op 120 m en eveneens voorzien van de gietijzeren cuvelage. Hiermee had de Duitse aannemer zijn werk voltooid.

Foto's aanleg en bouw schachten I en II

Het verdere afdiepen van de schacht gebeurde in eigen beheer; eind 1905 had men een diepte bereikt van 162 m. Schacht II die vanaf oktober 1905 dienst had gedaan als ophaal- en pompschacht, werd toen als zodanig buiten gebruik gesteld. Eind 1907 werd een aanvang gemaakt met het verdere afdiepen ervan.

In 1908 werd schacht II gedolven van 175 m tot 267 m diepte. Op 253 m diepte werd er begonnen met de aanleg van een laadplaats. In 1909 werd deze schacht tussen de 253-m verdieping en de 162-m verdieping gereed gemaakt voor het vervoer met de kooi. Ze werd in gebruik genomen met behulp van een tijdelijke ophaalmachine. Bij 216 m diepte werd een laadplaats aangelegd en daarna werd een galerij naar schacht I gedreven om deze schacht vanuit de 216-m verdieping naar de 162-m verdieping op te breken.

In 1910 werd op schacht II de definitieve schachtbok met het schachtgebouwen het ophaalwerktuig opgesteld. De schacht werd voorzien van de definitieve schachtuitrusting; ook werd toen het vervoer door deze schacht tussen de 253-m verdieping en de losvloer in werking gesteld. Eveneens werd begonnen met de opstelling van de hoofdventilatoren nabij schacht II. In 1913 werden in deze schacht de kooien van twee verdiepingen vervangen door kooien van vier verdiepingen. En op de 162-m verdieping werd de laadplaats uitgebreid.

Bouw van de schachtbok van schacht II (Foto: DSM)

De schachtbok van schacht II (Foto: DSM)

In 1922 ging schacht II de 162-m verdieping bedienen. Voorheen gebeurde dat door schacht I. Met het verder afdiepen van schacht II werd in dat jaar een begin gemaakt. In 1923 werd de schacht verder afgediept tot circa 385 m diepte onder het maaiveld. De definitieve betonnen bekleding werd toen aangebracht. Eveneens werd begonnen met de bouw van een laadplaats op het 331-m niveau.

In 1924 werd schacht II behalve voor het vervoer van de 162-m verdieping naar de losvloer ook in gebruik genomen voor het tussenvervoer van de 331-m verdieping naar de 253-m verdieping. In de loop van 1924 werd zij omgebouwd voor het vervoer met grotere kooien vanaf de 162-m verdieping tot aan de losvloer. In verband daarmee werden de ophaalmachine en de schachtbok veranderd. Deze schacht werd in 1927 tevens ingericht voor het rechtstreekse vervoer vanaf de 331-m verdieping naar de losvloer. Schacht II ging het vervoer bedienen vanaf de 331-m verdieping naar de losvloer. Vanaf de 162-m verdieping had geen rechtstreeks vervoer meer door de schachten plaats.

In 1929 werden in schacht II de uit vier verdiepingen bestaande kooien in bedrijf genomen. In 1932 werd begonnen met het verder afdiepen ervan onder de 385 m diepte. Het afdiepen van deze schacht werd in 1935 stopgezet na het bereiken van een diepte van 537 m onder het maaiveld. Op de 506-m verdieping werd de laadplaats gebetonneerd.

De werkzaamheden aan de laadplaatsen van schacht II werden in 1940 voortgezet. In 1947 werden de laadplaatsen op de 506-m verdieping voltooid. Daarna werd deze schacht omgebouwd van de 331-m naar de 506-m verdieping. In schacht II werden in 1960 versterkingssteunen van het maaiveld af op elke hoofdbalk aangebracht. Hierdoor kon het zijdelings bewegen van de geleidingsbomen belangrijk worden teruggebracht. (Bron: Steenkoolwinning te Kerkrade)

Ophaalmachines

De ophaalmachines van de schachten I en II alsook de ophaalgebouwen waren vrijwel identiek. De ophaalmachine van schacht II werd in 1953 vervangen door een machine volgens systeem "Koepe". Hiervoor is toen achter het bestaande ophaalgebouw een nieuw ophaalgebouw aangebouwd.

Bij de oude trommel-ophaalmachine van schacht I van de Staatsmijn Wilhelmina werd de schachtkabel op een grote haspel opgerold in tegenstelling tot de zogeheten "Koepeschijf", die als een soort snaarschijf fungeerde. De elektrisch aangedreven gelijkstroom-ophaalmachine was van het systeem Ilgner Siemens Schuckert, met bijbehorende, tussen te schakelen, vliegwielbelastingregelaar. Het vermogen bedroeg 1100 Pk bij 38 omwentelingen per minuut. Later in november 1954 is deze machine omgebouwd tot een Koepe-ophaalmachine.


FILM: Ophaalmachine Smit Slikkerveer in 1928

Hiernaast:
De Trommel-ophaalmachine. Deze werd vervangen door een "Koepe"-ophaalmachine in 1954 (Foto: DSM)

Geheel rechts:
De ophaalmachine met Koepe-schijf in het oude ophaalgebouw (Foto: DSM)

Elektrische installaties en machines voor de mijnen.

Siemens-Schuckertwerke GmbH werd opgericht toen Siemens & Halske AG in 1903 hun sterkstroomafdeling samenvoegde met het Neurenbergse Elektrizitäts-Aktiengesellschaft (EAG), een vennootschap die was voortgekomen uit Schuckert & Co. van Sigmund Schuckert. (1846-1895). Siemens-Schuckertwerke verdween als zelfstandig bedrijf toen Ernst von Siemens, de kleinzoon van Werner von Siemens, in 1966 besloot deze maatschappij samen met Siemens & Halske AG en Siemens-Reiniger-Werke AG onder te brengen in één enkele vennootschap, Siemens Aktiengesellschaft . Siemens-Schuckert maakte onder andere ophaalmachines t.b.v. de mijnbouw.

Hiernaast:
De Trommel-ophaalmachine. Deze werd vervangen door een "Koepe"-ophaalmachine in 1953 (Foto: DSM)

Geheel rechts:
De "Koepe"-ophaalmachine van schacht II in het nieuwe ophaalgebouw (Foto: DSM)

De machinehal

Hieronder een tweetal foto's van de machinehal van de staatsmijn Wilhelmina. Dit machinegebouw was een van de grootste gebouwen op het mijnterrein en huisveste de omvormers, generatoren en turbines, die onder andere de mijn van elektriciteit voorzagen.

Hiernaast:
Ilgner omvormer in de machinehal van de staatsmijn Wilhelmina (Foto: DSM)

Geheel rechts:
De machinehal (Foto: DSM)

Eierbrikettenpers anno 1950 (Foto: DSM)

Brikettenpers

De Wilhelmina produceerde magerkolen, die zeer geschikt waren voor huishoudelijk gebruik. De fijnkool werd in de brikettenfabriek verwerkt tot eierbriketten (eierkolen) en industriebriketten. De brikettenfabriek had een capaciteit van 2.300 ton per dag; de jaarproductie bedroeg ongeveer 400.000 ton.

Briketten met de kenmerkende "T" van Terwinselen (Foto: Ron Slangen)

Links: Briketten met de kenmerkende "T" van Terwinselen (Foto: Ron Slangen)

De grote 3-kilo industriebriket hieronder (rechts) is een exemplaar uit de brikettenfabriek van de Staatsmijn Wilhelmina.

Qua grootte en gewicht vergelijkbaar met de exemplaren uit de brikettenfabrieken van respectievelijk de mijn Laura en de Oranje Nassau I mijn.


FILM: Brikettenfabricage in 1919


FILM: Brikettenfabricage in 1952

3 Kg-briket. W|H (WilHelmina) (Foto: Ron Slangen)

Hiernaast twee korte fragmenten uit een uur durende film van de GTW (Gelderse Tram Wegen). Hierin is te zien hoe de Limburgse industriële briketten gebruikt worden. In het eerste fragment zijn duidelijk de 3-kilo briketten van de staatsmijn Wilhelmina te herkennen en in het tweede fragment ziet men de 10-kilo briketten, vervaardigd op de Oranje-Nassau mijn I te Heerlen.

 

 

 

 

< FILM: Gelderse Tram Wegen "Gebruik van Briketten"

De Wilhelmina zorgt voor een Sinterklaassurprise (Nieuws van de Staatsmijnen in Limburg, 1958)

T-BRIKETTEN: NIEUW PRODUKT VAN DE STAATSMIJNEN

Terwinselen, 5 december 1958. Een nieuwe antraciet-briket van ongeveer 50 gram met een vorm die aanzienlijk afwijkt van de bekende grote briket, dat is de surprise waarmee de Wilhelmina de Nederlandse huisvrouw aan de vooravond van Sinterklaas verrast.

Een welkome verassing, zonder twijfel, want wij menen van dit nieuwe produkt van de Staatsmijnen te mogen zeggen dat het alle gunstige eigenschappen bezit die de handel en de verbruiker maar kunnen wensen, De nieuwe briket wordt onder de naam T-briket in de handel gebracht, naar de T van Terwinselen, die er aan een zijde is ingestempeld. In de briketfabriek van de Wilhelmina zullen binnen enkele dagen de persen voor de T-briketten op volle toeren gaan draaien om aan de verwachte vraag naar deze nieuwe briketten zo snel mogelijk te kunnen voldoen.

Op 15 december a.s. hoopt men met de aflevering aan de handel te kunnen beginnen. Inmiddels heeft de nieuwe T-briket haar weg door ons land reeds gevonden.

Het badlokaal

De "wesjkow" zoals de Limburgers het waslokaal noemden. Hier werden de vuile kleren opgehangen en waste men het zwarte kolenstof van het lijf.

Rechts op de foto de 23 jarige Hub Hanssen in het badlokaal van de staatsmijn Wilhelmina in 1958. Als men het badlokaal verliet om richting schachtgebouw te gaan, werd men nogmaals herinnerd aan "hoe het dak aan te kloppen" als men ondergronds aan het werk was. (foto hierboven) (Foto's: DSM)

De steenberg

Steenberg "De Wilhelminaberg"

Na de sluiting van de Staatsmijn Wilhelmina in 1969 moest het voormalige mijnterrein een nieuwe bestemming krijgen. Onder het motto "van zwart naar groen" kreeg het gebied een recreatieve functie en werd de steenberg beplant. Ook kwam er een indoorskibaan op de westelijke helling van deze steenberg.

Eind jaren negentig kreeg het gebied een toeristisch-recreatieve functie. Tevens ligt op deze steenberg de langste en hoogste trap van Nederland.

De Wilhelminaberg maakt nu onderdeel uit van het Park Gravenrode.


FILM: Afgraving van de steenberg.

De laatste kolen

De laatste, officiële kolenwagen, met de allerlaatste kolen, die de staatsmijn Wilhelmina te Terwinselen zou delven, kwam op vrijdag 1 augustus 1969 boven. De schachten zouden worden gevuld en afgedicht. De staatsmijn Wilhelmina sluit haar deuren.

 

 

< De laatste kolenwagon (Foto: DSM)

Omschieten schoorsteen Synthracietfabriek

Terwinselen - Eén van de laatste resten van de voormalige Staatsmijn Wilhelmina, zal op 14 februari 1979 verdwijnen. Het is de 75 meter hoge schoorsteen van de voormalige synthracietfabriek. De schoorsteen is geheel uit gewapend beton opgetrokken en heeft aan de voet een diameter van 8.24 meter. Het aannemersbedrijf Martin v.d. Akker uit Nuth zal de schoorsteen met explosieven vellen. Daartoe is een geheel springplan opgesteld. De kolos zal ineens worden geveld. De woningen in de zogenaamde gevarenzone zullen tijdens de actie worden ontruimd.

Omschieten schoorsteen

Limburgs Dagblad 14-02-1979

Precies om 14.00 werd de kolos geveld (Foto: DSM)